Weg van het landgoed | GGZ Oost Brabant 2018

Weg van het landgoed 73 Huilen, maar vooral veel lachen “In 2005 kwam ik op De Hoeve wonen, dat voelde als een warm thuiskomen. Ik heb hier veel geleerd en ben voor een groot deel over mijn angsten heen gekomen. Wat mij bij zal blijven is het familiegevoel. Iedereen liet elkaar in zijn waarde; er werd vooral gekeken naar wat je wel kon en er werd rekening gehouden met je zwakke punten. Ik heb veel gehuild als ik weer eens in een moeilijke fase zat, maar heb zeker ook veel gelachen. Carnaval, het stamppotten- buffet met Pasen, de modeshows, bonte avonden, bingo, de beauty verwendagen - bijna elke gelegen- heid werd aangegrepen om iets leuks met ons te doen.” Jet Kivits woonde op Coudewater Maandag de tiende Ciska ligt in bed, al heel lang, want ze is ziek. Ze ligt onder een dunne deken en slaapt. Achter haar is een groot raam. De zon schijnt, de bomen staan in bloei. Ze heeft haar ogen dicht en haar hoofd met witgrijs haar ligt in een kussen. Haar huid is zo doorzichtig dat je het bloed bijna door haar aderen ziet stromen. Als ik haar wakker maak, schrikt ze niet. Als ze me herkent begint ze te glimlachen. “Doet de buik nog zeer?” vraag ik. Ze schudt van nee. “’s-Heerenberg,” zeg ik. Ze glimlacht, ze is er geboren. Ik kijk naar de foto van haar ouders aan de muur. Ze kromt haar wijsvinger en zegt: “Gister op de televisie hè, was de bisschop van Roermond, die…” HERINNERINGEN Ze zegt het met een fluisterende, haast onhoorbare stem. Ze vertelt het al jaren en nog steeds weet ik niet wat er met de bisschop aan de hand is. Ik heb thuis niet dezelfde televisie als Ciska. “En op de televisie,” vervolgt ze, “was een film over de Congo en toen hebben ze met stokken…” Ze maakt een slaande beweging en kijkt vol afschuw. “Elkaar de koppen ingeslagen,” zeg ik. Ze knikt van ja. Ik kijk naar haar, de vrouw die ik al zo lang ken. En zo lang als ik haar ken, ken ik de verhalen. Ze kijkt me aan alsof ze iets belangrijks gaat vertellen en zegt: “Je hebt maandag de eerste, maandag de tweede, maandag de derde, maandag de vierde.” Uiterst geconcentreerd telt ze tot maandag de tiende. Ze houdt het bij op drie van haar lange, magere vingers. Ze is trots en we tellen nog twee maal aandachtig tot tien. Het is stil, buiten waait de wind door de bomen, in de verte scharrelen kippen. Als ik mijn ogen dicht doe, zie ik haar lopen in haar donkerblauwe winterjas met een gebruinde, getekende huid als van perkament. Ciska, ze was zo’n sterke vrouw en altijd buiten. Nu is ze broos en teer en bijna vederlicht. “Als ze me iets aandoen,” zegt ze, “dan moet jij voor me opkomen.” Ik beloof het. Henk van de Goor, geestelijk verzorger Ciska werd 90 jaar en woonde 70 jaar op Coudewater

RkJQdWJsaXNoZXIy MzcwMzg=